Van ’s Gravendeel tot Zuid-Beijerland wordt de zuidoever van de Hoekse Waard al een tijdje opgesierd –of ontsierd – door vlaggen met het geel-blauw van IKEA. Maar ze zijn niet van IKEA. Dat is één tunnel verder. Het zijn vlaggen met de gele en blauwe driehoek van BOSKALIS.
Ze kunnen je niet ontgaan zijn. Naar Strijensas toe, zomaar op een akker, bij iets storends in die omgeving dat doet denken aan een meetstation, afgeschermd door hekken. Tussen Strijen en Numansdorp, bij een groot paviljoen met een tijdelijke karakter. En rijdend over de A29 zie je er een boven de bomen uitsteken, pal voor de Haringvlietbrug.
Hoekse Waarders die een hekel hebben aan natte voeten weten dat het te maken heeft met slechte dijken. Dijken die zomaar kunnen bezwijken. Een zuchtje wind en een hoosbui kunnen bij deze dijken al fataal zijn. Werk aan de winkel, de Hollandse watergeest. Hier geen Catharina en New Orleanse toestanden. We hebben het Waterschap niet voor niets. Dijken moeten sterk genoeg zijn om alle bedreigingen te weerstaan en hooguit één keer in de vijfduizend jaar – of vijftigduizend jaar, dat ben ik even kwijt – te bezwijken, en dan alleen nog bij een superstorm.
Vijf hoorzittingen, twaalf informatierondes en zestigduizend koppen koffie later gromden en kiepten de kiepauto’s dat het een lieve lust was en maakten een lint van zand van wel twee meter hoog en twintig meter breed langs de verguisde dijken. Toen werd het oktober en hield het grommen en kiepen op. De rest moest maar wachten tot het voorjaar. Een winterverbod is nou eenmaal onverbiddelijk.
Waar al dat zand ineens vandaan kwam was ons niet meteen duidelijk. Op een bijna zomerse zondagmiddag in november – klimaatverandering heeft zo zijn voordelen – besloten mijn vrouw en ik op onderzoek uit te gaan. We hadden iets vernomen over een heuse aanlegsteiger voor tijdelijk gebruik ter hoogte van de Ambachtsheerlijkheid. Met de auto volgden we de rijplaten van de kiepauto’s, tot we bij de parkeerplaats bij het pad naar het trekpontje waarmee je je de Escheplaat in trekt niet verder konden. Een afgedankte buis van een meter in doorsnee blokkeerde de doorgang. Gemotoriseerd geen doorkomen aan, te voet een peulenschil, ook al was dat duidelijk niet de bedoeling.
Een half uurtje later betraden we met een groot schuldgevoel en een nog groter gevoel van opgetogenheid de kunstmatige landtong die als een aangegroeide poliep het Hollands Diep instak en dienst deed als aanlegsteiger.
“Dus hier komen al die zandschepen,” concludeerde mijn vrouw, hoewel er op het Hollands Diep geen schip te bekennen was. Het was zondagmiddag en binnenschippers zijn veelal Godvrezende mensen. Bovendien was er al weken geen kiepauto meer langsgekomen, dus wat zou je daar dan met je schip gaan liggen? In het hele halve uur hadden we trouwens zelfs geen hond gezien. Wel een paar schapen, die ons verbaasd hadden nagestaard.
“Zullen we teruggaan? Er komt een bui opzetten,” zei ik tegen mijn vrouw, wijzend naar de donkere wolken die zich richting Willemstad samenpakten. Er stak een stevige wind op.
We haastten ons terug maar de wolken hadden nog meer haast dan wij. Nog voor we de auto hadden bereikt barstte de bui in alle hevigheid los. Harde windvlagen rukten ons de kleren bijna van het lijf en toen we de auto instapten waren we doorweekt.
“Wat als die superstorm nou morgen al komt?” vroeg mijn vrouw met de schrik in haar ogen.
“Dan zijn we toch maar mooi de volgende vijftigduizend jaar weer veilig schat,” antwoordde ik, terwijl ik de auto startte en terug naar huis reed.
Lein van der Wulp
Elke avond op de hoogte van het laatste nieuws uit de Hoeksche Waard? Schrijf je dan hier in voor onze gratis nieuwsbrief.