VeiligheidsAlliantie regio Rotterdam: Huidige invulling hoorplicht Wet verplichte ggz zorgt niet voor betere rechtspositie betrokkenen

Redactie Hoeksch Nieuws
6 Min Read

De manier waarop de hoorplicht in de Wet verplichte ggz (Wvggz) momenteel wordt ingevuld, draagt niet bij aan het nemen van een besluit dat de rechtspositie van de betrokkene ten goede komt. Dat is de conclusie uit een onderzoek van masterstudenten Gezondheidsrecht van de Erasmus Universiteit, die de conclusies en aanbevelingen uitgebreid toelichtten aan burgemeesters, wethouders, ambtelijk adviseurs, zorginstellingen, OM, politie en clientorganisaties tijdens een digitaal Leerhuis, georganiseerd door de VeiligheidsAlliantie regio Rotterdam.

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Bram van Hemmen, regionaal portefeuillehouder Personen met Verward Gedrag / Wvggz binnen de VeiligheidsAlliantie regio Rotterdam. De portefeuillehouder – en tevens burgemeester van gemeente Hoeksche Waard – vindt de onderzoeksresultaten en het gesprek dat hier tijdens het digitale Leerhuis over is ontstaan, voldoende aanleiding om met collega-burgemeesters te kijken wat er nodig is om de huidige taak in de wet en de uitvoering hiervan te veranderen. Van Hemmen: “Tijdens het gesprek met de deelnemers van het Leerhuis bleek dat de onvrede over de hoorplicht breed gedragen wordt. Als we met elkaar concluderen dat de hoorplicht op deze manier z’n doel voorbij schiet, gaan we hierover in gesprek met de landelijke politiek. Met als doel voortaan wél te kunnen doen wat in het belang is van de betrokkenen.”

Wvggz, crisismaatregel en hoorplicht

De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is sinds 1 januari 2020 de opvolger van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De Wvggz geldt voor mensen bij wie een psychische stoornis leidt tot gedrag dat ernstig nadeel veroorzaakt voor henzelf of voor anderen. Wanneer vrijwillige zorg niet toereikend is om dat ernstig nadeel weg te nemen, kan de rechter hen verplichte zorg opleggen.

De crisismaatregel in de Wvggz is de opvolger van de Inbewaringstelling (IBS) in de Bopz: een beslissing van de burgemeester waarmee verplichte zorg toegepast kan worden in een crisissituatie waarin snel ingegrepen moet worden vanwege onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Een crisismaatregel is maximaal drie dagen geldig. De burgemeester baseert zich bij het opleggen van een crisismaatregel op een medische verklaring van een psychiater en hij moet de patiënt, zo mogelijk, in de gelegenheid stellen om zijn of haar eigen visie te delen over de zorg die de psychiater voorstelt. Dit is de zogenaamde hoorplicht. In de praktijk besteden burgemeesters dit in de politie-eenheid Rotterdam uit aan een gespecialiseerde hoordienst, omdat deze medewerkers hiertoe beter gekwalificeerd zijn dan de burgemeesters zelf. Nadeel hiervan is dat burgemeesters een besluit met veel impact moeten nemen, zonder de persoon in kwestie zelf te hebben gesproken.

Signalen van onvrede
Al vanaf het begin van de invoering van de nieuwe wet in 2020 ontving Van Hemmen signalen van onvrede van collega-burgemeesters over de taak zelf en de werking in het moment van crisis. Zelf is hij ook niet onverdeeld enthousiast. Van Hemmen: “Je spreekt op zo’n moment kort met mensen die een diepe psychische crisis doormaken. Mensen op hun kwetsbaarst. Is dat gesprek dat je op dat moment voert, écht in het belang van de betrokkene? Is de burgemeester wel de juiste persoon om dit gesprek te voeren? Daar twijfel ik over. En als we met elkaar concluderen dat dit niet zo is, dan moeten we zorgen dat dit verandert, in het belang van het herstel van de betrokkene.”

Onderzoek
De signalen van de collega-burgemeesters en de eigen ervaringen van Van Hemmen waren aanleiding om contact te zoeken met de Erasmus Universiteit. In de afgelopen zes maanden voerden studenten van de faculteit Gezondheidsrecht het onderzoek uit onder begeleiding van prof. mr. dr. Buijsen. De onderzoekers spraken betrokken partners, zoals burgemeesters, het Openbaar Ministerie, psychiaters, medewerkers van de hoordienst, de rechtspraak en clientvertegenwoordigers over hun ervaringen met de hoorplicht. Conclusie uit deze gesprekken is dat alle partners blij zijn met de bedoeling van de wetgever met de toevoeging van de hoorplicht. Er vindt hoor en wederhoor plaats en hierdoor heeft de betrokkene in theorie meer inspraak. Dit vergroot de rechtspositie van de betrokkene.

Over de manier waarop de hoorplicht wordt ingevuld, is men echter veel minder positief. De hoorplicht wordt uitgevoerd op een moment waarop de betrokkene in een diepe crisis verkeert. Horen is op zo’n moment vaak helemaal niet mogelijk. En als het wel lukt, verandert dit gesprek vrijwel nooit iets aan het advies dat de psychiater eerder al gaf, namelijk het opleggen van een crisismaatregel.

“Fundamenteel recht of wassen neus”

De onderzoekers concluderen dat de hoorplicht zoals nu opgenomen in de Wvggz niet passend is in een acute crisissituatie. Het idee dat een betrokkene die zich bevindt in een crisissituatie gehoord kan worden, staat haaks op de werkelijkheid, zo stellen zij. Het willen horen van de betrokkene, zonder dat deze informatie van wezenlijke invloed is op het besluit van de burgemeester, zien zij dan ook als een wassen neus. Zij adviseren nader onderzoek te doen naar de vraag of de hoorplicht daadwerkelijk bijdraagt aan de versterking van de rechtspositie van de betrokkene. De conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek worden voorgelegd aan het Regionaal Veiligheidsoverleg (RVO), waar een besluit wordt genomen over de vervolgstappen.


Elke avond op de hoogte van het laatste nieuws uit de Hoeksche Waard? Schrijf je dan hier in voor onze gratis nieuwsbrief.







Deel dit artikel
De redactie van Hoeksch Nieuws verzorgt dagelijks het laatste nieuws uit de Hoeksche Waard.
error: Deze inhoud is beveiligd tegen kopiëren