Volgens wetgeving moet ministerie I&W ingrijpen om risico’s gevaarlijke stoffen op spoor te beperken

Redactie Hoeksch Nieuws
6 Min Read
Foto PZH

Uit juridisch onderzoek dat de provincie Zuid-Holland heeft laten uitvoeren blijkt dat het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat kan ingrijpen om de risico’s van vervoer van gevaarlijke stoffen op het spoor te verkleinen. In bepaalde gevallen is zo’n ingreep zelfs verplicht. De maximale risico’s die het spoorvervoer mag veroorzaken worden op de Brabantroute al jarenlang overschreden. Op deze route rijden goederentreinen grotendeels door stedelijk gebied, onder andere door Dordrecht, Breda, Tilburg en Eindhoven.

Routeren als oplossing

Om duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden om het vervoer van gevaarlijke stoffen via veiligere routes te laten rijden (routeren) heeft de provincie Zuid-Holland een juridisch onderzoek laten uitvoeren naar de ruimte die de internationale regelgeving daarvoor biedt. Dat geeft ook duidelijkheid over de middelen waarmee de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) goed uitgevoerd kan worden. In het rapport ‘Juridische mogelijkheden voor routering van gevaarlijke stoffen per spoor’ wordt de vraag beantwoord of routeren van het vervoer van gevaarlijke stoffen in strijd is met internationaal (transport)recht of Europees recht.

De maximale risico’s die het spoorvervoer mag veroorzaken zijn in de Wvgs (Wet Basisnet) vastgelegd, maar worden al jarenlang op de Brabantroute overschreden. Overschrijding van de maximale risico’s betekent dat er op de spoorroute meer transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of dat er gevaarlijkere stoffen vervoerd worden waardoor de risico’s te groot worden. In zo’n geval schrijft de Wet voor dat de minister maatregelen moet overwegen om het vervoer veiliger te maken of een routeringsbesluit moet nemen. Door zo’n routeringsbesluit ontstaat een vervoersverbod voor een of meer gevaarlijke stoffen op een bepaald traject waardoor die stoffen via een andere route (bv. via de Betuweroute) vervoerd moeten worden.

In verband met de energietransitie en de woningbouwopgave wordt het belang van routering ook voor Zuid-Holland groot: er moeten 235.000 woningen bijgebouwd worden, ook langs het spoor en in de omgeving van hoogwaardig openbaar vervoer zoals stations. Bovendien zorgt de energietransitie voor veel meer transport van ammoniak, een giftig gas dat een drager is voor het vervoer van waterstof. Rotterdam zal een belangrijke overslaghaven worden voor ammoniak.

Het ministerie van I&W geeft aan dat internationale regelgeving het onmogelijk maakt om een routeringsbesluit te nemen. In de Kamerbrief over het Basisnet van 14 juli 2021 (30373 nr. 72) staat dat ‘de internationale regelgeving op het gebied van het spoorgoederenvervoer het niet mogelijk maakt effectief te sturen op de risicoplafonds’. Ook gaf de Staatssecretaris recent aan dat ‘het aan de vervoerders is om te kiezen via welke route goederen, waaronder gevaarlijke stoffen, vervoerd worden. Dat recht volgt uit internationale regelgeving.’[1]

Onderzoek wijst uit: wetgeving staat routeren niet in de weg

De conclusie van het onderzoek is dat de huidige internationale en EU-wetgeving een routeringsmaatregel niet in de weg staat. De Wvgs verplicht zelfs in een aantal gevallen om tot routering over te gaan.

Een land kan niet verbieden dat een volgens het RID[2] toegelaten gevaarlijke stof per spoor door het land vervoerd wordt. Daarbij staat het RID (artikel 1.9.2) onder voorwaarden toe dat een nationaal verbod of nationale beperkingen worden ingesteld voor bepaalde gevaarlijke stoffen met specifieke en lokale risico’s. Onder andere moet de noodzaak van die beperkingen worden aangetoond en dient het bevoegd gezag daarbij wel alternatieve routes vast te stellen.

Ook Europese regelgeving (VWEU[3]) staat het instellen van regels waarbij routering wordt opgelegd niet in de weg, mits de uitwerking van die regels er niet (feitelijk) toe leidt dat het vrij verkeer van goederen en diensten op een ontoelaatbare manier wordt beperkt.

Nationale regelgeving (Wet Basisnet, hoofdstuk 3 in de Wvgs) geeft een aantal mogelijkheden voor het nemen van routeringsbesluiten. De Minister mag routeren op grond van openbare veiligheid en is dat in beginsel verplicht bij het spoorvervoer van chloor en ammoniak. De Minister moet een routeringsbesluit nemen wanneer de risicoplafonds worden of dreigen te worden overschreden en andere maatregelen naar zijn oordeel niet of niet tijdig kunnen worden getroffen. In een routeringsbesluit kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende stoffen, maar ook tussen verschillende tijdsperiodes.

Samen voor beheersbare risico’s

De provincie wil dat het risico van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen in steden beheerst is. Op basis van de uitkomst van het onderzoek wil Zuid-Holland samen met andere decentrale overheden in open gesprek met het ministerie van I&W over een betere uitvoering van de Wvgs. Uitgangspunt daarbij is de naleving van de huidige risicoplafonds, zonder dat routeren als ultieme maatregel een taboe is. De provincie wil dit met het Ministerie nu juist verkennen waarbij wij vragen om een open en transparante afweging te maken tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de ruimtelijke indeling en reservering van gebied rondom het basisnet en de veiligheid van mensen in dit gebied.


Elke avond op de hoogte van het laatste nieuws uit de Hoeksche Waard? Schrijf je dan hier in voor onze gratis nieuwsbrief.







Deel dit artikel
De redactie van Hoeksch Nieuws verzorgt dagelijks het laatste nieuws uit de Hoeksche Waard.
error: Deze inhoud is beveiligd tegen kopiëren